Johnny DowdTwinkle, Twinkle
|
Dat Johnny Dowd geen doorsnee muzikant zou worden, stond ten tijde van zijn solodebuut Wrong Side Of Memphis al vast. Twintig jaar en een dozijn studioalbums later, kan je eigenlijk spreken van een totaalwerk dat, meer nog dan een inkijk in de geest van een eeuwige buitenstaander, een uitgebreide commentaar op de songtraditie is. Weliswaar met Twinkle, Twinkle als nieuw hoogtepunt van vervreemding.
Gedeeltelijk is dat te danken aan het feit dat ’s mans albums van bandaffaires zijn uitgedund tot solo-oefeningen, waarbij de focus gaandeweg verschoof van de klassieke combinatie van stem en gitaar, naar een vorm van bricolagekunst met ranzige beats, pompende bassen, eindeloze effecten en de monotoon uitgespuwde preken van een intussen bijna zeventigjarige experimentalist. Haalde That’s Your Wife On The Back Of My Horse (2015) een nieuw niveau van doorgeslagen dementie en knutseldrift, dan deed Execute American Folklore (2016) daar nog eens een schep bovenop. En Twinkle, Twinkle gaat nog verder, met dat verschil dat Dowd zich deze keer op the public domain gooit.
Dat heeft hij altijd al gedaan, onrechtstreeks, met invloeden uit folk, country, blues, spirituals en hymnes, en de talloze minder en meer expliciete verwijzingen die op platen en tijdens concerten opdoken, maar deze keer brengt hij interpretaties van klassiekers uit de folk- en aanverwante tradities die al even radicaal ontsporen als zijn eigen materiaal. Elf songs, waarvan de meest dateren van begin twintigste of zelfs negentiende eeuw (en eerder), omarmd door twee eigen constructies. Van die laatste is “Execute American Folklore, Again” de overgang met het vorige album. Dat execute zowel vertaald kan worden als “uitvoeren” en als “executeren” is geen toevalligheid. Bij Dowd is het altijd laveren tussen waanzin en bittere ernst (al liggen die vaak vervaarlijk dicht bij elkaar), kwansuis willekeurig rondgestrooide verzen en oneliners. Pruttelende synths, Butthole Surfers-gitaar, kitscherige effecten, doldwaze zang en andere vormen van muzikaal moddergooien. En achteraan “Job 17:11-17”, met de betreffende verzen die gedeclameerd worden als een gelaten terugblik op een sterfbed. Maar ook: “Thank God it’s Friday.”
Daartussen dus elf songs die stuk voor stuk gefileerd en gevandaliseerd worden. Verkrachtingen die gevoelige zielen op stang zullen jagen. Melodieën worden buiten gegooid of op hun kop gezet, waardoor songs soms pas herkend worden wanneer de titels passeren. Evergreens als “The Cuckoo”, “Trouble In Mind” en “House Of The Rising Sun”, die meerdere generaties roots-artiesten inspireerden om er hun draai aan te geven, krijgen nu misschien wel hun meest doldrieste of perverse uitvoeringen ooit, met passages die twijfelen tussen uitspattingen van kinderen die samen met opa losgelaten worden in de studio, en satanische rituelen met zieke stemmetjes en stuiterende bliepjes.
“Twinkle, Twinkle, Litte Star”. Miljoenen kinderen werden ermee in slaap gewiegd. Niet hier. Dit is de Poltergeist-versie, met Dowds zombievoordracht in een coalitie met een rudimentair ritme en spookybackings. Of “Rock Of Ages”, een combinatie van stompende hardrock en mislukt 80s experiment. En soms duiken er ritmes op, zoals in “Going Down The Road Feeling Bad”, die, mits een paar kleine aanpassingen, klaar zijn voor zweterige underground-fuiven, met Dowd als de hogepriester van het bacchanaal. Verder krijg je vooral zin om dit eens op te leggen wanneer je ouders passeren, want ook zij zijn ooit opgegroeid met songs als “Tom Dooley” (geen murder ballad die zo leutig klinkt) en het jolig walsende “Oh, My Darling, Clementine”.
Het wordt steeds moeilijker om nog iets nieuws te vertellen over Dowds oeuvre, dat intussen al twee decennia z’n eigenzinnige koers volgt, maar nu misschien verder dan ooit verwijderd is van wat conservatieve rootsliefhebbers verstaan onder hun geliefde genre. Kan wel zijn, maar tegelijkertijd ben je getuige van een onverschrokkenheid en daad van creativiteit die ook nu weer ontzag afdwingt. Artiesten als Dowd noemen we soms outsiders, de ongeleide projectielen, de luis in de pels, maar ze zijn meer dan dat. Het zijn de smaakmakers (ook al lijkt het soms smaakloos) en avonturiers, die net door hun baldadigheid nieuwe uithoeken en invullingen vinden, aantonen dat de traditie eindeloos verrijkt en vernieuwd kan worden van binnenuit.
Dowd speelt op 4 februari in de Rock Lobster (Antwerpen). Om een of andere reden heeft hij meer vrienden in Nederland. Daar speelt hij negen keer. Alle data zijn te vinden op de website.
Johnny DowdTwinkle, Twinkle |
The fact that Johnny Dowd would not become an average musician was already confirmed at the time of his solo debut Wrong Side Of Memphis . Twenty years and a dozen studio albums later, you can actually speak of a total work that, more than an insight into the mind of an eternal outsider, is an extensive commentary on the song tradition. Admittedly with Twinkle, Twinkle as a new high point of alienation.
Partly this is due to the fact that man’s albums of band affairs have been thinned into solo exercises, with the focus gradually shifted from the classic combination of voice and guitar, to a form of bricolage art with rancid beats, pumping basses, endless effects. and the monotonously spewed sermons of an almost 70-year-old experimentalist. When That’s Your Wife On The Back Of My Horse (2015) reached a new level of knock-on dementia and craft drift, Execute American Folklore (2016) did a great job. And Twinkle, Twinkle goes even further, with the difference that Dowd this time on the public domain throws.
He has always done that, indirectly, with influences from folk, country, blues, spirituals and hymns, and the countless less and more explicit references that appeared on records and during concerts, but this time he brings interpretations of classics from the folk and related traditions that derail as radically as his own material. Eleven songs, most of which date from the early twentieth or even nineteenth century (and earlier), embraced by two own constructions. Of the latter, “Execute American Folklore, Again” is the transition with the previous album. That execute can be translated as “execute” and “execute” is not a coincidence. At Dowd it is always laziness between madness and bitter seriousness (although they are often very close to each other), quandary randomly scattered verses and one-liners. Prettling synths, Butthole Surfers guitar, kitschy effects, crazy vocals and other forms of musical mud throwing. And in the back “Job 17: 11-17”, with the verses in question that are to be pronounced as a resigned look back at a deathbed. But also: “Thank God it’s Friday.”
In between, eleven songs that are all filmed and vandalized. Rape that will hunt sensitive souls on rods. Melodies are thrown out or turned upside down, so that songs are sometimes only recognized when the titles pass.Evergreens like “The Cuckoo”, “Trouble In Mind” and “House Of The Rising Sun”, which inspired several generations of roots artists to turn it around, now get their most doldrieste (unbridled-Ed.) or perverse performances ever, with passages who doubt between the indiscretions of children who are released together with grandpa in the studio, and satanic rituals with sick voices and bouncing bleeps.
“Twinkle, Twinkle, Little Star”. Millions of children were lulled to sleep with them. Not here. This is the Poltergeist version, with Dowd’s zombie presentation in a coalition with a rudimentary rhythm and spooky backings. Or “Rock Of Ages”, a combination of punching hard rock and unsuccessful 80s experiment. And sometimes there are rhythms, like in “Going Down The Road Feeling Bad”, which, with a few minor adjustments, are ready for sweaty underground parties, with Dowd as the high priest of the Bacchanal. Furthermore, you especially want to impose this once your parents pass, because they also grew up with songs like “Tom Dooley” (no murder ballad that sounds so nice) and the jolly rolling “Oh, My Darling, Clementine” .
It is getting more and more difficult to tell something new about Dowd’s oeuvre, which has been following its own self-willed course for two decades, but is now perhaps more than ever removed from what conservative roots enthusiasts understand by their beloved genre. Can be, but at the same time you are witness to a fearlessness and act of creativity that again commands awe. Artists like Dowd are sometimes called outsiders, the unguided missiles, the louse in the fur, but they are more than that. It is the tastemakers (even though it sometimes seems tasteless) and adventurers, who find new corners and fillings just because of their bastardism, show that the tradition can be endlessly enriched and renewed from the inside.
Dowd plays on the 4th of February in the Rock Lobster (Antwerp). For some reason he has more friends in the Netherlands. There he plays nine times. All dates can be found on the website .
– Translation by Google